¿Dónde estás, Lamia, en qué playa, en qué cama, en qué lobby de hotel te alcanzará esta carta que entregaré a un empleado indiferente para que le ponga los sellos y me indique el precio del franqueo sin mirarme, sin más que repetir los gestos de la rutina? Todo es impreciso, posible e improbable: que la leas, que no te llegue, que te llegue y no la leas, entregada a juegos más ceñidos; o que la leas entre dos tragos de vino, entre dos respuestas a esas preguntas que siempre te harán las que viven la indecible fortuna de compartirte en una mesa o una reunión de amigos; sí, un azar de instantes o de humores, el sobre que asoma en tu bolso y que decides abrir porque te aburres, o que hundes entre un peine y una lima de uñas, entre monedas sueltas y pedazos de papel con direcciones o mensajes. Y si la lees, porque no puedo tolerar que no la leas aunque sólo sea para interrumpirla con un gesto de hastío, si la lees hasta aquí, hasta esta palabra aquí que se aferra a tus ojos, que busca guardar tu mirada en lo que sigue, si la lees, Lamia, qué puede importarte lo que quiero decirte, no ya que te amo porque eso lo sabes desde siempre y te da igual y no es noticia, realmente no es noticia para ti allá donde estés amando a otra o solamente mirando el río de mujeres que el viento de la calle acerca a tu mesa y se lleva en lentas bordadas, cediéndote por un instante sus singladuras y sus máscaras de proa, las regatas multicolores que alguna ganará sin saberlo cuando te levantes y la sigas, la vuelvas única en la muchedumbre del atardecer, la abordes en el instante preciso, en el portal exacto donde tu sonrisa, tu pregunta, tu manera de ofrecer la llave de la noche sean exactamente halcón, festín, hartazgo.
| Waar ben je, Lamia, op welk strand, in welk bed, in welke hotellobby kan deze brief je bereiken, die ik aan een onverschillige bediende zal overhandigen, zodat hij er zegels opplakt en hij me er de prijs van zegt en zonder me aan te kijken enkel routinehandelingen uitvoert.
Alles is mogelijk, onduidelijk en onwaarschijnlijk: dat je hem leest, dat hij je bereikt en je hem niet leest omdat je spannender spelletjes speelt. Of omdat je de brief leest tussen twee slokjes wijn, tussen twee antwoorden op deze vragen, die je altijd zullen worden gesteld door wie de onbeschrijfelijke vreugde beleeft met jou een tafel te delen of een bijkomst van vrienden bij te wonen.
Ja, de enveloppe in je tas, die je zal openen omdat je je verveelt of tussen kam en nagelvijl, tussen wisselgeld en papiertjes met adressen of boodschappenlijstjes verdwijnt, bevat een bonte mengeling van momenten of van stemmingen. Mocht je hem toch lezen, niet omdat ik het niet kan verdragen dat je hem niet leest, hoewel het enkel zal zijn om met een afkeurend gebaar het lezen te onderbreken, als je hem tot hier leest, tot dit woord dat de aandacht van je ogen hierop vestigt, dat ernaar streeft om je aandacht vast te houden op wat volgt, als je hem leest, Lamina, wat kan het je schelen wat ik je wou zeggen, niet omdat ik daarom van je hou, want dat heb je altijd geweten en omdat het je niet kan schelen en er geen ander nieuws is, echt geen nieuws voor jou omdat je op een ander verliefd bent of enkel de stroom vrouwen bekijkt, die de langzaam in de straat opstekende wind, die je gedurende een moment het geheim van zijn afgelegde afstand en zijn richting verklapt, vanuit de aanpalende straat naar jouw tafel meevoert; de veelkleurige regatta, die iemand zonder het te weten zal winnen als je opstaat en je ze volgt, je ze uniek maakt in de massa van de avond, ze verlaat op dat moment, in dat portaal waar je glimlach, je vraag, de manier waarop je de sleutel van de nacht aanbiedt, accuraat, scherp, feestelijk en overdadig zijn.
|